16. Venezuela (10-11-2005 t/m 26-11-2005)

Naar Maracaibo

Daar waar Colombia verlaten makkelijk is, is Venezuela binnengaan een verhaal apart. Bij het douane-kantoor kreeg ik mijn stempel. Helaas kreeg ik ook te horen dat het behalen van een visum in Riohacha helemaal niet noodzakelijk was. M.a.w., ik was voor niets teruggegaan van Puerto Bolívar naar Riohacha… Er werden inspecties verricht door militairen. De mannen in onze taxi moesten uitstappen en plaatsnemen in een klein kantoortje zonder ramen. Nadat mijn twee andere mannelijke mede-passagiers waren gefouilleerd werden zij verzocht het kantoortje te verlaten, zodat ik alleen met een militair overbleef. Ik moest vervolgens mijn broek laten zakken. Toen ik op het punt stond om deze weer aan te trekken, werd mij eveneens opgedragen om mijn onderbroek te laten zakken!!!

Toen deze heisa achter de rug was, konden we eindelijk vertrekken. Onderweg naar Maracaibo kwamen we nog 7 inspectiegroepen tegen, bestaande uit militairen of politie-agenten. Eén keer moest ik mijn backpack uitpakken. Af en toe hoefde ik alleen mijn rugzak te laten zien. Na een paar uur, kwamen we dan eindelijk aan in Maracaibo.

Maracaibo

Maracaibo is de tweede belangrijkste en tweede meest bevolkte stad van La República Bolivariana de Venezuela. Caracas is natuurlijk nummer één. De olievelden in en rond Lago de Maracaibo zorgen voor 70% van de totale Venezolaanse olieproductie. Maracaibo is daarom economisch gezien de eerste stad van Venezuela en overal word je erop attent gemaakt dat “somos la primera ciudad de Venezuela”.

In de stad zelf zijn weinig tot geen toeristen te bekennen wegens het gebrek aan toeristische attracties. Omdat ik in de schemerende avond arriveerde, begon ik de volgende dag de stad te verkennen. Het eerste wat me opviel in Venezuela is het feit dat er veel afgedankte Chevrolets rondrijden. Taxi's, colectivo taxi's (por puesto) maar ook veel particuliere auto's zijn van deze Amerikaanse makelij. Ik nam een por puesto naar Parque La Marina. Daar staat een mirador, van waaruit een redelijk uitzicht is op de stad. Daarna nam ik twee keer een por puesto om uit te komen bij Conoce Tu Puente, een complex aan de voet van de brug over Lago de Maracaibo. Hier is een mirador met een mooi uitzicht op de brug (Puente Rafael Urdaneta om precies te zijn) en een minder fraai uitzicht op de stad. Tenslotte verkende ik het centrum wat enkele mooie plazas herbergt.

Na twee overnachtingen nam ik 's morgens vroeg de bus naar El Vigía, anderhalf uur per bus verwijderd van Mérida. Rijdend langs de oostkant van Lago de Maracaibo, staat het vlakke landschap vol met onbewaakte, willekeurig geplaatste ja-knikkers om aardolie naar boven te pompen.

Mérida

Mérida is een universiteitsstad gelegen in de Sierra Nevada de Mérida, het Andes-gedeelte van Venezuela. De hoogste berg van Venezuela, natuurlijk Pico Bolívar genaamd, ligt in deze Sierra en is 5.007 meter hoog. Mérida is de meest populaire bestemming in Venezuela en vele reizigers blijven hier een tijdje om Spaanse lessen te volgen of om activiteiten in de prachtige omgeving te ontplooien. Bovendien ligt hier de langste teleférico van de wereld met als eindbestemming de Pico Espejo op 4.765 meter hoogte.

Tot zover de algemene informatie. Ook al is Mérida erg toeristisch, goed georganiseerde hostels zoals in Colombia of in Centraal-Amerika vind je hier niet. Een hotel om te overnachten heet hier posada. De populaire posada (Posada Italia) waar ik resideerde, had een keuken (voor wat het waard is…), maar geen woonruimte met TV of zoiets. De twee dagen dat ik in Mérida was, waren de bergen gehuld in dikke nevels. Omdat mijn Spaans al excellent is, omdat de weersomstandigheden niet toelieten te gaan hiken in de bergen, omdat ik al wat geklommen heb in Colombia en omdat ik wel erg zin had om naar de stranden te gaan, verliet ik Mérida al snel. Als ik Mérida aan het begin van mijn trip geplaatst zou hebben, dan zou ik hier zeker langer zijn gebleven.

Naar Coro

Omdat ik geen zin had om te wachten op de nachtbus via Maracaibo naar Coro, een koloniaal plaatsje aan de kust, ongeveer halverwege Maracaibo en Caracas, dacht ik slim te zijn door zelf een route uit stippelen. Eerst nam ik om 3pm de bus naar Valera, een prachtige maar koude busrit over hoge passen in het Andes-gebergte. Bij aankomst in Valera werd mij verteld dat er geen bussen meer naar Barquisimeto vertrokken. Ik nam dus maar om 9pm een bus naar Valencia. Van hieruit vertrok dan om 5pm een bus naar Coro. Nadat ik onderweg op een andere bus naar Coro moest overstappen omdat ik de enige passagier was, kwam ik om 9am eindelijk aan in Coro. Ik was dus 18 uur onderweg en alleen maar omdat ik geen zin had om via Maracaibo de nachtbus te nemen, die ongeveer de helft van de tijd en geld in beslag zou hebben genomen!

Coro

Goed, Coro. Ik had goed geslapen in de bussen, dus ik hoefde niet bij te slapen in het hostel (El Gallo), wat ook echt een dormitorio heeft en dus de naam hostel verdient. Er waren enkele Duitse koppeltjes, een Brits stelletje en een Italiaanse solo-reiziger.

Terwijl ik door het piepkleine koloniale centrum (geplaveid met cobblestones) liep, zag ik dat het bij lange na niet kan concurreren met Colombiaanse koloniale dorpjes.

Omdat je 6 uur door de duinen in Parque Nacional Los Médanos de Coro moet lopen, om bij de zee uit te komen, vond ik het wel welletjes. Geadviseerd door twee samenreizende Duitse meisjes, nam ik de volgende dag de bus in de richting van Valencia met het plan om naar Chichiriviche te gaan. Echter, door aanhoudende regenbuien, werd mij de zin ontnomen om hier naar de Venezolaanse stranden te gaan en bleef ik in de bus zitten. Terug in Valencia nam ik een bus naar Maracay. Hier wilde ik een bus nemen naar Puerto Colombia, dat een prachtig wit strand moet herbergen. Ik wilde er namelijk op gokken dat het weer de volgende dag beter zou zijn. Maar toen de bus maar niet kwam opdagen besloot ik na een paar uur wachten een bus naar Caracas te nemen…

Caracas

De hoofdstad van Venezuela is met zijn bijna 4 miljoen inwoners de meest bevolkte stad van het land. Door mijn gesprekken met mede-reizigers die al eerder in Venezuela geweest waren, was ik tot de conclusie gekomen dat dit dé shithole aller Latijnsamerikaanse steden moest zijn. Kortom, over Caracas niets dan kwaad…

Nadat ik in het donker aan was gekomen in de Terminal de Pasajeros, nam ik een taxi naar “The Backpackers Hostel” van Caracas, genaamd Nuestro Hotel in de wijk Sabana Grande. Deze door het hostel zichzelf toegedichte bijnaam staat in grote rode letters op de witte muur van het hostel… Maar zoals reeds uit mijn naderende ironie opgemaakt kon worden, is dit de understatement van het jaar. Bij de ingang (met veel traliewerk) hangt dan de zogenaamde toeristen-informatie, trots gepresenteerd door een dodgy medewerker van het hotel. Deze info behelst niets anders dan een stadsplattegrond, een metro-map, enkele bustijden en een poster waarop Venezuela als vakantieland wordt verheerlijkt. Het begrip dormitorio, stapelbedden in een kamer, kennen ze hier niet. M.a.w., het is gewoon een hotel zonder gemeenschappelijke ruimtes, tenzij je de wandelgangen - waar je overigens veel kunt horen - daartoe beschouwt.

De volgende dag nam ik de metro naar het oude centrum van Caracas rond Plaza Bolívar. Hier staan enkele mooie gebouwen. Ik raakte in gesprek met een voormalige reisgids, maar door een tekort aan werk, verkocht ie nu CDs met toeristen-informatie. Hij liet me het Pantéon Nacional zien. De resten van Simón Bolívar liggen hier in een kist nadat ze naar Caracas over waren gebracht vanuit zijn sterfplaats, de villa La Quinta de San Pedro Alejandrino in Santa Marta, Colombia… Juist, daar was ik een week eerder geweest.

Interessanter nog was het gesprek over de verschillen tussen Colombia en Venezuela. Ik had hem namelijk verteld dat het voor mij moeilijk was om me aan te passen aan Venezuela nadat ik 4 maanden in het gespreid bedje dat Colombia heet was geweest. Ik vertelde hem van de slechte toeristische infrastructuur, het gedoe bij de grensovergang, het Venezolaans accent (het lijkt af en toe weleens alsof ze me niet willen verstaan als ik mijn standaardontbijt bestel, terwijl ze zelf de letter s weglaten…), etc. Uiteraard relativeerde ik alles door het slechte weer als verzachter van mijn kritiek te hanteren. Maar tot mijn verbazing bevestigde hij eigenlijk alles wat ik vermoedde! Hij kon zich maar al te goed voorstellen dat de gang van Colombia naar Venezuela traumático moet zijn geweest. Colombianen zijn andinos en andinos zijn vriendelijker, meer gedisciplineerd. Bovendien wist hij te melden dat Colombianen over het algemeen más educado zijn. Volgens hem zijn Colombianen harde werkers en hebben de Colombianen een mentaliteit om het toeristen naar de zin te maken, terwijl Venezolanen een militaire mentaliteit hebben (veel revoluties…). Misschien dat hij zijn eigen volk zat af te zeiken uit frustratie als zijnde ex-reisgids.

Nadat ik die avond naar een film was geweest (El Transportador 2), keerde ik terug in het hotel. Daar sprak ik een Engels stelletje en een Engels meisje aan. Ze waren net gearriveerd uit los Roques, een eilandengroep ten noorden van Caracas. Toen ik na het gesprek merkte dat ze op op een vierbeddenkamer zaten, suggereerde ik of ik het vierde bed kon gebruiken om zo de kosten voor mij te reduceren van 27.600 (= 11 euro) naar 13.000 bolivares (= 5.20 euro). Hierop reageerde het Engelse meisje dat ze niet graag met vreemdelingen op een kamer slaapt… Misschien typerend voor de houding van reizigers in dit land.

De volgende wilde ik naar de kabelbaan (teleférico) gaan. Op de vrij duidelijke vraag aan de medewerkers van het hotel wat de beste manier was om daar te komen, werd simpelweg het enige goede antwoord “taxi” gegeven… Als er iets te bezichtigen is in Caracas, zou dat de teleférico moeten zijn. Bovendien moet er een goedkopere manier zijn om daar te komen i.p.v. twee “dure” taxi-ritten (geschat op 8.000 bolivares in totaal). Het antwoord van het hotel negerend en een snelle blik op de stadsplattegrond (in de Footprint), deed mij vermoeden dat ik het beste naar metro-station Colegio de Ingenieros kon gaan, slechts twee haltes verwijderd van metro-station Sabana Grande. Hier aangekomen, vroeg ik wat rond en bleek er een bus, 10 meter verwijderd van het metro-station, te vertrekken voor het luttele bedrag van 600 bolivars (= 0.24 euro)! Ter informatie, een 10-ritten abonnement per metro kost 3.500 bolivars (= 1.40 euro). Bedankt voor de nutteloze informatie, Nuestro Hotel… De teleférico was een grote verrassing, moet ik zeggen! Het kaartje was vrij prijzig (30.000 bolivares = 12 euro), maar dan zit je ook een half uur in een kabine. De kabelbaan gaat over Parque Nacional de Avila, een groen bergrug die Caracas scheidt van de Caraïbische zee. Omdat het bewolkt was, was er op de absolute top niets te zien, maar onderweg had je een redelijk uitzicht op de stad. Bij heldere hemel is deze rit meer dan de moeite waard. 's Avonds ging ik maar weer eens naar de film (Entre Tiros y Besos).

De volgende dag was het zaterdag. Er was niet zoveel meer te zien voor mij in de stad en gezien mijn matige Venezolaanse ervaringen ging ik vrij wanhopig naar Centro Comercial Sambil om in een reisbureau te informeren naar vliegtickets Buenos Aires… Er was niemand in het reisbureau, behalve twee net gearriveerde Engelsen die naar Isla de Margarita wilden vliegen. Toen bleek dat er gelunchd werd door de mensen van het reisbureau, sprak ik met de Engelsen af om 's avonds uit te gaan in Caracas. Die avond ging ik met eentje (de ander was te moe) naar enkele barretjes in Centro Comercial San Ignacio. Het was de eerste (en naar later bleek enige) keer dat ik uitging in Venezuela.

Ik vond Caracas niet zo'n shithole als de meeste mensen denken. Het probleem is dat het enige “hostel” geen hostel is en dat het in een slechte buurt ligt. Maar verder heeft het een aardig centrum, de teleférico, stranden op enkele busuren afstand en een goed nachtleven.

Isla de Margarita

Na mijn derde film in Caracas (Plan de Vuelo), nam ik om 5pm de bus naar Puerto La Cruz om van daaruit om 1am een nachtboot te nemen naar Punta de Piedras op het ongerepte eiland Isla de Margarita. Daar nam ik een bus naar Porlamar, de grootste stad op het eiland. Een taxi later arriveerde ik om 8am kwam in het populaire low-budget hotel Tamaca in Porlamar.

Het weer was de vier dagen dat ik er zat geweldig. Er was veel zon, dus ik heb wat bij kunnen kleuren. Daar is dan ook alles mee gezegd… Het is temporada baja, dus het stikte er van de oudjes en in het hotel wemelde het 's avonds van de hoeren. Ik heb er maar twee stranden bezoch: Playa El Agua aan de noordkust en Playa Bella Vista aan de zuidkust en op loopafstand van het hotel. Er waren enkele backpackers, maar die hadden het na enkele dagen ook wel gezien.

Ik vetrok donderdagavond met de avondboot om 7pm terug naar Puerto La Cruz. Daar nam ik een colectivo taxi naar Ciudad Bolívar waar ik om 4.30am aankwam.

Ciudad Bolívar

Na een korte overnachting in een hamaca, begon ik de stad aan de Río Orinoco te verkennen. Tot mijn verbazing heeft deze stad een prachtig koloniaal centrum, veel mooier dan dat van bijvoorbeeld Coro, wat volgens de Lonely Planet een highlight moet voorstellen! De stad wordt echter geadverteerd als jumping-off point voor dure, korte trips per vliegtuig naar de hoogste watervallen ter wereld (Salto Angel). Ik was zo fed up met Venezuela dat ik besloten had om de watervallen en de Mount Roraima - een tafelberg - over te slaan en om zo snel mogelijk naar Manaus in Brazilië te gaan…

Naar Brazilië

Vanuit Ciudad Bolívar nam ik om 7.45pm een nachtbus naar Santa Elena de Uairén. Hier kwam ik 12 uur later aan. Vanuit dit plaatsje worden treks naar Mount Roraima ondernomen. Hier nam ik een taxi en een colectivo taxi naar de grens, waar het land verlaten eenvoudig was.

Over Venezuela

Ik denk dat Venezuela geen land is voor de solo-backpacker (met Mérida als uitzondering), aangezien er geen goede infrastructuur voor toeristen is zoals in Colombia. Als je met minimaal twee personen door Venezuela reist, kun je je er best vermaken. De meeste reizigers hier, stelletjes op korte vakanties, komen hier voor de natuur en landschappen (Salto Angel, Mount Roraima, Los Roques,…).

De mensen zijn in het algemeen minder vriendelijk dan Colombianen. Als ik iets probeer te vragen in mijn Spaans met mijn Antioquiaans accent en ze verstaan me niet, dan tonen ze niet veel respect voor mijn poging om hun taal te spreken. Maar er zijn ook uitzonderingen, zoals de mensen in de taxi op weg naar Maracaibo, de ex-reisgids en zo zullen er nog wel meer zijn. In Colombia zijn zelfs de taxichauffeurs geïnteresseerd in je en zetten ze je niet af, terwijl dat in Venezuela wel anders is.

Positieve uitzonderingen in Venezuela vond ik Caracas en Ciudad Bolívar (en natuurlijk Mérida, maar dat heeft een goede reputatie). Van de stranden op het vasteland heb ik helaas niets kunnen en willen zien vanwege het slechte weer. Misschien dat ik hier ooit terugkeer, maar dan voor een gewone, korte vakantie.